Contact:

    Bazuinpad 7,

    3845 DX HARDERWIJK

    T: 0341423127

    M: 0651111299

    E: stichting@teeifuka.nl

    Giro: 9697935

    KVK: 08120461

    Opgericht: 09-12-2003


   Online Donatie


    Actualiteiten

    Organisatie

    Projecten

    Stichtingsplan 2010

    De Marrons

    De Indianen

    Het Binnenland

    Suriname algemeen

    Nieuwsberichten

    Columns en Analyses

    Fotocollages

    Video beelden

    Audio berichten

    Promotie

    Bestuur van Teeifuka

    Teeifuka Algemeen

55     Surinaams eten

    Toerisme en Reizen

    De jaren tachtig

    Projectverslagen

    Stichtingsdocumenten

    Teeifuka in de Media

    Kaart van Suriname


    SPREUKEN

    GASTENBOEK

    TEEIFUKALINKS

Organisatie  Marrons  Indianen  Stichtingsplan  Actueel  Nieuws  Promotie  Columns  Fotocollages  Audio  Video  Gastenboek  Contact

TEEIFUKA IS NOODKREET

Site over de Marrons uit het binnenland van Suriname  en ontwikkelingsprojecten van Stichting Teeifuka in het boven Suriname gebied


Startpagina

DE INDIANEN

Indianen zijn de oorspronkelijke bewoners van Suriname. Op het ogenblik vormen zij een kleine minderheid van de totale bevolking van het land: volgens de volkstelling van 1971 beschouwen 10.234 van de bijna 400.000 Surinamers zich als Indiaan. De Indianen van tegenwoordig behoren tot een vijftal groepen, die in de eerste plaats naar taal, in de tweede plaats naar gewoonten (cultuur) van elkaar verschillen. In de kuststreek wonen de Karaïben en de Arowakken; dieper in het binnenland, aan de Lawa, de Tapanahony en de Coeroeni, wonen de Akoerio, de Trio en de Wajana. In het verleden woonden er Warao (ook: Warau) in Suriname. Sporadisch komen er vertegenwoordigers van andere volken in Suriname, zoals Wajampi en Emerillon uit Frans Guyana en Katuwena uit Brazilië. Van de volkstelling van 1971 zijn er nog geen cijfers per culturele groep bekend. In de tabel Indianen in Suriname zijn enkele gegevens van de volkstelling van 1964 vergeleken met geschatte aantallen in 1971, uitgaande van de volkstelling (n.b.: in 1964 was het bestaan van de Akoerio niet bekend). In Suriname worden de Indianen gewoonlijk onderscheiden in Benedenlandse Indianen en Bovenlandse Indianen: Arowakken en Karaïben, resp. Akoerio, Trio en Wajana. Deze indeling is zinvol voor zover zij samenhangt met verschil in mate van inkapseling in de Surinaamse samenleving. Een andere indeling hangt samen met de gesproken talen: de Arowakken spreken een Arowakse taal, de Akoerio, Karaïben, Trio en Wajana spreken een Karaïbische taal. De laatste vier talen zijn overigens niet onderling verstaanbaar.
GESCHIEDENIS.
Noch van de aantallen Indianen die aan het einde van de 15de eeuw in Suriname leefden, noch van de groepen waarin zij toentertijd verdeeld waren, is veel met zekerheid bekend. Ondanks pionierswerk van D. C. Geijskes, F. Bubberman en A. Boomert is de Surinaamse geschiedenis van voor 1500 nog vrijwel een gesloten boek. Een van de veronderstellingen luidt dat de Arowakken zich, vanuit het westen langs de kust komend, wat eerder in Suriname hebben gevestigd dan de Karàiben, die deels uit het oosten langs de kust, deels uit het zuiden (over de-waterscheiding met het Amazonegebied) kwamen. Zeker is dat rond 1500 aan de kust zowel Karaïben als Arowakken woonden en dat hun onderlinge verhouding er een van spanning en oorlog was. De relaties tussen Spanjaarden en Indianen die na 1500 tot stand kwamen, waren over het algemeen vijandig. Als reactie hierop waren de relaties tussen Indianen en o.a. Engelsen veel vriendelijker. Vroege nederzettingen in Suriname werden door de Indianen getolereerd, zoals ook de eerste omvangrijke kolonisatie, onder leiding van Willoughby. Toen deze kolonie in 1667 door Nederland werd overgenomen, verslechterde de relatie tussen Indianen en kolonisten snel. De Indianen vielen de plantages aan en vernietigden ze. Deze guerrilla-oorlog, waaraan blijkens de naam van een van de voornaamste leiders, Kaaikoesi, vooral Karaïben deelnamen, leidde bijna tot het einde van de kolonie.
Van Aerssen van Sommelsdijck sloot in 1686 vrede met de Indianen. Vanaf dat jaar vormden de Indianen geen bedreiging meer. Zij werkten met de kolonisten samen tegen een andere bedreiging, t.w. de zich in het bosland vormende Bosnegersamenlevingen. Toen met de verschillende Bosnegerleiders vredesverdragen waren gesloten, hadden de kolonisten de Indianen niet langer nodig. Van omstreeks 1800 tot het begin van de 20ste eeuw namen zij een perifere plaats in in de kolonie. In de loop van de eerste helft van de 20ste eeuw is het inkapselingsproces op gang gekomen, dat nog steeds voortgaat. Voor de Bovenland§e Indianen ligt dit echter anders: voor de Akoerio, maar ook voor de Trio en Wajana is het proces van directe beinvloeding pas in de 20ste eeuw begonnen.
In tegenstelling tot Frans Guyana zijn van de ontwikkeling van het aantal Indianen in Suriname geen goede historische cijfers beschikbaar. Vermoedelijk heeft zich echter een overeenkomstige ontwikkeling voorgedaan:
1. een snelle terugval in de decennia volgend op de eerste contacten, voornamelijk veroorzaakt door de import van ziekten waartegen de Indianen niet bestand waren;
2. een periode van stabiliteit in de 19de eeuw; 3. een snelle groei sinds het begin van de 20ste eeuw. Voor bepaalde gebieden is deze ontwikkeling plausibel te maken. Aangenomen dat een dergelijke ontwikkeling voor geheel Suriname heeft gegolden, dan is het nauwelijks gewaagd te veronderstellen dat de Indiaanse bevolking aan het einde van de 15de eeuw misschien ca. 70 000 heeft bedragen. Het aantal Indianen in de stabiele periode (19de eeuw) wordt geschat op ca. 1000.
SAMENLEVING EN CULTUUR.
Samenleving en cultuur van de Indianen van Suriname worden gerekend tot het zgn. tropisch-oerwoudcomplex in Zuid-Amerika. De Indianen waren alle landbouwers, jagers, vissers en verzamelaars. Bovendien werd er enige ruilhandel bedreven (o.a. steen voor stenen bijlen). De landbouw die bedreven werd en wordt, staat bekend als 'shifting cultivation'. Telkenmale wordt een stuk bos gekapt, het hout wordt verbrand; de met as bemeste bodem wordt beplant met bittere cassave, die na 9-12 maanden oogstbaar is.
Na 2-3 jaar wordt de tuin langzamerhand verlaten, omdat het onkruid zodanig opdringt dat het kappen van een stuk bos gemakkelijker is dan het wieden van een overgroeide tuin . Behalve bittere cassave verbouwden de Indianen vanouds ook maïs, zoete aardappel, peper, tabak e.d. Suikerriet en banaan zijn vermoedelijk al in de 16de eeuw ingevoerd. Van de Surinaamse Indianen missen alleen de Akoerio de landbouw. Vermoedelijk zijn zij in het verleden echter eveneens landbouwers geweest. Naast de landbouw werden en worden jacht en visserij beoefend.
De Indianen jaagden met pijl en boog. Afhankelijk van het wild gebruikten zij pijlen met een brede bamboepunt, pijlen met weerhaken voor klein wild en pijlen met giftige punten (curare) voor bepaalde apesoorten. In het algemeen werd en wordt gejaagd in groepjes van twee à drie man. De boog werd ook gebruikt bij visvangst. Veelpuntige pijlen verhoogden de trefkans. Er werd echter ook gevist met visvergif (o.a. neku) en met visvallen. De metalen haak is vermoedelijk een zeer vroege introductie geweest (in het algemeen waren de Indianen bij de eerste contacten zeer gespitst op het verkrijgen van metalen voorwerpen).

Ook het verzamelen heeft in alle groepen steeds een belangrijke rol gespeeld: behalve vruchten en dierlijk voedsel (zoals mieren, palmlarven, krabben, eieren van zeeschildpadden) was het bos een onuitputtelijke bron van materialen: hout, palmblad en lianen voor huizenbouw, boomstammen voor botenbouw, vezels voor touw en in bepaalde gevallen voor hangmatten, warimbo voor vlechtwerk, enz. Van de handel tussen Indianen is weinig bekend, omdat met het ontstaan van koloniale centra de handel direct hierop georiënteerd raakte. In samenhang met het fysisch milieu waren er binnen het hierboven geschetste kader allerlei verschillen tussen de diverse groepen. De bewoners van de riviermondingen zijn vanouds gericht op de visvangst.
Bij de Bovenlandse Indianen is de jacht belangrijker, maar ook daar zijn verschillen. De Wajana bijv. zijn landbouwers-vissers, de Trio meer landbouwersjagers. Alle Indianen (alweer: afgezien van de Akoerio) waren semisedentair. Weliswaar woonden zij in dorpen, maar hun mobiliteit was groot; dorpen werden gemakkelijk verlaten. Deze dorpen telden vermoedelijk zelden meer dan enkele honderden inwoners.

De structuur van de Indiaanse samenlevingen is betrekkelijk simpel. De enige economische arbeidsverdeling is die welke bestaat tussen man en vrouw. Parttime-specialisten zijn het dorpshoofd en de sjamaan (piai); beide specialismen waren overigens vaak in één persoon belichaamd. Voordat er sprake was van sterke beinvloeding door Europese kolonisten was er vermoedelijk een vrij sterk ontwikkeld oorlogsleiderschap; met de demografische terugval, het verdwijnen van de onderlinge oorlogen en de handel is dit leiderschap echter verdwenen. Wat overbleef was de stichter van een dorp, wiens volgelingen tevens zijn afstammelingen en aanverwanten waren, benevens anderen die vertrouwen in hem stelden. Machtsmiddelen had hij echter niet, en elke Indiaanse leider liep voortdurend het risico door zijn volgelingen te worden verlaten, als zij hem niet langer aanvaardden.

Het verwantschapssysteem is bilateraal (afgezien van de Arowakken). Meestal is er sprake van twee informele groepen die vrouwen uitwisselen. Hierdoor ontstaat wat in de antropologie het bilaterale cross cousin-huwelijk genoemd wordt en dat in Zuid-Amerika zeer veel voorkomt. Een zeer groot deel van het leven speelt zich af in het gezin. Hoewel het bij alle Indianen in Suriname toegestaan was twee of meer vrouwen te hebben kwam dit in feite weinig voor: alleen belangrijke mannen (zoals dorpshoofden, sjamanen) hadden meer vrouwen. In alle groepen was en is het gebruikelijk dat een man zich vestigt in de woongroep van zijn vrouw. Op die manier ontstaan lokale verwantschapsgroepen, bestaande uit een wat ouder echtpaar en de gezinnen van hun getrouwde dochters .

In de levensbeschouwing spelen geesten een belangrijke rol. Geesten worden als veroorzakers van ziekte beschouwd. De voornaamste rol van de piai is dan ook die van genezer. Naast geesten zijn er verschillende, filosofisch zeer interessante zienswijzen ten aanzien van de werkelijkheid, vormgegeven in abstracties van verschillend niveau .

In alle sectoren van samenleving en cultuur zijn in de 20ste eeuw de sporen van enkele eeuwen contact bespeurbaar. De Indianen vullen hun dieet aan met gekocht voedsel (suiker, rijst). Veel van hun oorspronkelijke werktuigen zijn vervangen door werktuigen van industriële herkomst. In alle groepen speelt geld een zekere rol. Inkomsten verkrijgen de Indianen o.a. door de verkoop van etnografica en landbouwprodukten, vlees en vis, en door loonarbeid van tijdelijke of permanente aard.
In de dorpssamenleving zijn veranderingen in leiderschap waar te nemen: de overheid benoemde kapiteins en er werden zgn. basjas aangesteld, assistenten. De Benedenlandse Indianen zijn voor het merendeel katholiek, de Bovenlandse Indianen protestant (sinds 1960 werken hier Amerikaanse zendelingen). Deze en dergelijke socioculturele veranderingen zullen ongetwijfeld verder gaan, waardoor een Indiaanse identiteit langzaam zal verdwijnen. Onder jonge Indianen, m.n. in Paramaribo, is echter een sterke neiging tot herleving van Indiaanse waarden bespeurbaar . De grootste bedreiging voor de Indianen (zeker voor de Indianen die in stamverband leven, en dat is de meerderheid) is de onzekerheid ten aanzien van hun bestaansbasis. Op enkele uitzonderingen na wordt het land dat zij als het hunne zien als Domeinland beschouwd. Hun rechtspositie ten aanzien van hun grondgebied is daardoor zeer zwak.

Terug naar boven